Het aanvullend pensioen: een zaak voor de werkgever?

Bijna iedereen in Nederland die bij een bedrijf werkt, bouwt via zijn werkgever pensioen op. Op zich is dat een goede zaak. Veel mensen leven nog lang na hun pensionering en hebben dan een fatsoenlijk inkomen nodig. Veranderen van baan levert door dit systeem echter vaak een versnipperd pensioen en een pensioengat op. De vraag is dus of dit aanvullend pensioen via de werkgever opgebouwd moet blijven worden, of dat het tijd is voor een nieuw systeem.

Pensioen in Nederland

De drie pijlers

Het pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers. De eerste pijler is de AOW. Iedereen die in de 50 jaar voor de AOW-leeftijd ten minste een deel van de tijd in Nederland heeft gewoond, heeft recht op deze ouderdomsuitkering. De tweede pijler is het pensioen dat bijna elke werkende in loondienst verplicht opbouwt via de werkgever. Dit is het aanvullend pensioen. Dit pensioen keert uit na de pensioengerechtigde leeftijd, maar kan bij overlijden van de werknemer ook uitkeren aan de partner en kinderen. De derde pijler is een aanvulling waar je eventueel zelf voor kunt sparen.

Het aanvullend pensioen

De eerste werkgevers die vonden dat ze moesten zorgen dat hun werknemers ook voorzien waren van een inkomen als ze niet meer konden werken, waren Philips en Stork. Zij hadden hier verschillende redenen voor. Ten eerste vonden ze dat ze een zorgplicht hadden voor de werknemer. De werknemer was immers belangrijk voor het bedrijf dus er moest goed voor gezorgd worden.

Een tweede reden was dat een goede pensioenregeling een goede arbeidsvoorwaarde was. De bedrijven hadden veel personeel nodig en hoopten op deze manier aantrekkelijk te worden voor werknemers. Door voorwaarden op te nemen in het reglement, werd getracht het personeel discipline en voorzichtigheid bij te brengen. Zo kon bijvoorbeeld opgenomen worden dat bij overlijden of invaliditeit door nalatigheid geen uitkering zou volgen.

Nadelen van het aanvullend pensioen via de werkgever

Veranderen van werkgever

In de tijd waarin het aanvullende pensioen ontstond, werkten mensen vaak hun hele leven voor dezelfde werkgever. Meestal werkte de man en bleef de vrouw thuis bij de kinderen en het huishouden. Deze situatie is inmiddels drastisch gewijzigd. Zowel mannen als vrouwen werken en meestal werken ze in hun leven bij meerdere werkgevers. Soms gaan ze er zelfs een tijdje tussenuit om iets heel anders te doen.

Om het veranderen van werkgever op te vangen, is het recht op waardeoverdracht opgenomen in de Pensioenwet. Hierdoor is het mogelijk de waarde van het opgebouwde pensioen van het pensioenfonds van de oude werkgever over te hevelen naar het pensioenfonds van de nieuwe werkgever. Hier is echter een aantal voorwaarden aan verbonden waardoor het soms niet mogelijk is. Verder is het lastig te bepalen of waardeoverdracht gunstig is. Dit hangt onder andere af van de regeling van de oude en van de nieuwe werkgever. Het is dus mogelijk erop achteruit te gaan door de waardeoverdracht. Wordt er echter niet overgedragen, dan zit de werknemer na een aantal keer overstappen naar een andere baan met een groot aantal kleine pensioentjes.

Door het wisselen van werkgever kan een pensioengat ontstaan. Ook als de werknemer tussen twee banen een tijdje al dan niet vrijwillig niet werkt, ontstaat een pensioengat. In die periode bouwt hij geen pensioen op. Het pensioen dat hij uiteindelijk gaat krijgen, zal lager zijn dat wat in de pensioenregeling bedoeld was.

Bereidheid tot het nemen van risico’s

Een pensioenfonds of pensioenverzekeraar ontvangt via de werkgever premies van de werknemer. Om de premie zo laag mogelijk te houden, wordt dit geld belegd. Door het rendement op de beleggingen neemt het totaal beschikbare bedrag toe. De premies kunnen echter op verschillende manieren belegd worden, variërend van zo goed als risicovrij tot zeer risicovol. Hoe meer risico, hoe hoger het rendement kan zijn. Er is dan echter ook een grotere kans om verlies te maken.

Mensen verschillen in de mate waarin ze bereid zijn risico’s te nemen bij de opbouw van hun pensioen. Sommigen willen zoveel mogelijk pensioen en nemen het risico voor lief, anderen willen zekerheid. In de huidige situatie kunnen mensen niet kiezen waar ze hun pensioen opbouwen en zijn ze dus afhankelijk van de pensioenregeling die ze toevallig aangeboden krijgen.

Voorkeur voor verzekeraar of pensioenfonds

In de huidige situatie kunnen werknemers niet kiezen bij welk bedrijf ze hun pensioen onderbrengen. Naast de eerder genoemde reden, de voorkeur voor de hoeveelheid risico die mensen acceptabel vinden, zijn er meer redenen om een voorkeur voor een bepaald fonds of een specifieke verzekeraar te hebben. Zo kan het zijn dat een bepaalde verzekeraar veel aan maatschappelijk verantwoord ondernemen doet, wat een werknemer belangrijk kan vinden.

Als een bedrijf goede prestaties levert, is dat een ander argument om voor dat bedrijf te willen kiezen. Ook het aanbod van verschillende regelingen en bijproducten kan een reden zijn voor dat bedrijf te kiezen. Als twee partners bij dezelfde werkgever werken, kan het zijn dat ze bij voorkeur bij verschillende bedrijven pensioen opbouwen. Dit is een vorm van risicospreiding die nu niet mogelijk is.

Een alternatieve oplossing

Alle genoemde nadelen worden opgelost door de pensioenregeling afhankelijk te maken van de persoon in plaats van de werkgever. De tweede pijler kan dan ook samengenomen worden met de derde. De werknemer kiest een pensioenfonds of verzekeraar en een regeling en de werkgever stort daar het bedrag dat hij in de oude situatie voor het pensioen van de werknemer over had. De werknemer kan zelf binnen de wettelijk grenzen het bedrag aanvullen. Heeft iemand geen werkgever, maar wel inkomen, dan kan hij ook gebruik maken van deze regeling. Het pensioenstelsel van Chili is ongeveer zo opgezet.

De werknemer heeft zo alle vrijheid bij de keuze van zijn pensioenfonds en pensioenregeling, de werkgever is verlost van het organiseren van de pensioenregeling voor alle werknemers en de werknemer heeft geen versnipperd pensioen meer. Door de pensioenen onder te brengen bij een aantal verzekeraars of pensioenfondsen en niet op een individuele spaarrekening te zetten, wordt het risico afgedekt dat iemand lang leeft en meer pensioen nodig heeft dan waar hij voor gespaard heeft. Er zijn immers ook verzekerden bij hetzelfde fonds die korter leven dan verwacht en zo geld overhouden.

Bijkomend voordeel is dat alle pensioen ondergebracht kan worden bij een beperkt aantal grotere fondsen en verzekeraars. In de huidige situatie is er een aantal kleinere fondsen die door hun geringere omvang een groter risico geven op mindere resultaten.

Aanvullend pensioen in combinatie met de eerste pijler

Zelfs de eerste pijler kan opgenomen worden in dit systeem. Het bedrag dat normaalgesproken naar de AOW-premie gaat, kan in de regeling gestort worden. Ook uitkeringsgerechtigden kunnen hieraan meedoen, zij betalen via de belasting over hun uitkering immers ook AOW-premie. Voorwaarde is wel dat de AOW in zijn huidige vorm wordt aangepakt. Nu is er voor de AOW financiering volgens een omslagstelsel, waarbij de huidige werkenden betalen voor de huidige AOW’ers. Dit zou een systeem moeten zijn waarbij iedereen voor zichzelf spaart.


Alle artikelen in deze categorie:


Bronnen:
Jan Tamerus: Defined Ambition Een Noodzakelijke Stap in de Evolutie van het Pensioencontract naar een Duurzaam Evenwicht tussen ‘Willen’ en ‘Kunnen’
https://www.svb.nl/int/nl/aow/hoogte_aow/hoeveel_aow_later/ geraadpleegd op 12 juli 2015