Methoden van onderzoek in de psychologie

Wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan om kennis over bepaalde onderwerpen te vergroten. Ook in de psychologie wordt volop onderzoek gedaan. Een onderzoeker bedenkt een theorie en wil toetsen of deze juist is. Om te beginnen doet hij een literatuurstudie. Zo kan hij bekijken wat voor onderzoek er al is gedaan met betrekking tot de onderzoeksvraag. Vervolgens bepaalt hij hoe het onderzoek aangepakt gaat worden. Daarvoor heeft de psycholoog verschillende methoden van onderzoek tot zijn beschikking.

Beschrijvend onderzoek

Naturalistische observatie

Naturalistische observatie is een methode van onderzoek in de psychologie waarbij de te onderzoeken proefpersoon (of meerdere personen of dieren) geobserveerd wordt in zijn natuurlijke omgeving. Hierbij grijpt men niet in in het normale gedrag. Op deze manier kan het natuurlijke gedrag beschreven worden. Wat wel een punt om op te letten is, is de vraag of de proefpersoon zich anders gaat gedragen doordat hij weet dat iemand hem observeert. Daarom wordt het observeren van dieren vaak gedaan vanuit schuilhutten of wordt er gebruik gemaakt van camera’s.

Vragenlijsten

De naturalistische observatie kan aangevuld worden met een vragenlijst. De vragenlijst kan voorgelegd worden aan de geobserveerde proefpersoon zelf, of aan iemand anders die bij die persoon betrokken is. De vragenlijst wordt ingevuld zonder dat de onderzoeker erbij is. Nadeel van deze methode is dat de verkregen informatie niet objectief is.

Interviews

Bij een interview worden de vragen mondeling aan de proefpersoon gesteld. Voordeel hiervan is dat de onderzoeker door kan vragen om meer gedetailleerde antwoorden te krijgen. Als aan alle proefpersonen dezelfde vooraf vastgelegde vragen worden gesteld, een zogenaamd gestructureerd interview, dan kunnen de antwoorden vergeleken worden.

Nadelen van het interview zijn de neiging van mensen om sociaal wenselijke antwoorden te geven als het over gevoelige onderwerpen gaat en het feit dat de antwoorden niet objectief zijn. Ze worden gegeven vanuit de beleving van de proefpersoon.

Opiniepeilingen

Opiniepeilingen worden gebruikt om achter de mening van een grote groep te komen door een representatieve steekproef uit deze groep te ondervragen. Vaak zal geprobeerd worden de steekproef zo groot mogelijk te maken, om het resultaat zo zuiver mogelijk te krijgen. Daarom zijn de vragen vaak kort. Ook hier doet het probleem zich voor dat de antwoorden sociaal wenselijk zijn. Ook kan het voorkomen dat een deel van de mensen in de steekproef weigert bepaalde vragen te beantwoorden. Dat levert een minder zuiver resultaat op.

Psychologische tests

Psychologische tests worden gebruikt om te meten wat een proefpersoon kan en wat voor kenmerken hij heeft. Daarbij kan de test bijvoorbeeld door twee groepen proefpersonen gedaan worden, waarbij beide groepen eerst elk aan een andere situatie onderworpen zijn. Door het verschil in testuitslagen te bepalen, wordt een idee verkregen van het effect van de verschillende situaties.

Bestaande data

Als om een andere reden al een grote hoeveelheid data is verzameld over een bepaald onderwerp, kan de onderzoeker daar gebruik van maken. Op basis van analyse van de al beschikbare gegevens kunnen dan conclusies getrokken worden. Bij deze methode van onderzoek in de psychologie hoeft de onderzoeker dus niet opnieuw proefpersonen te zoeken, vragenlijsten in te vullen enzovoort.

Gevalsstudies

Soms is het niet mogelijk onderzoek uit te voeren met een groot aantal proefpersonen. Dit kan voorkomen als de te onderzoeken eigenschap erg zeldzaam is. In dat geval kan een gevalsstudie gedaan worden. Hierbij wordt één geval intensief bestudeerd. Op basis van de verkregen inzichten wordt geprobeerd een algemene conclusie te trekken.

Correlaties

Het beschrijven van het gedrag van mensen en hun motivatie kan nuttig zijn. Interessanter wordt het echter als verbanden tussen verschillende variabelen gevonden kunnen worden. Zo’n verband wordt correlatie genoemd. De correlatiecoëfficiënt geeft in een getal weer in welke mate twee variabelen gecorreleerd zijn. Bij een hoge correlatiecoëfficiënt zal bij aanpassing van de ene variabele, de andere variabele mee veranderen. Is de correlatie laag, dan heeft een verandering van één van de variabelen weinig effect op de andere variabele.

Correlatie kan positief of negatief zijn. Bij een positieve correlatie neemt de tweede variabele toe als de eerste toeneemt, bij negatieve correlatie neemt de tweede af als de eerste toeneemt. De correlatiecoëfficiënt ligt tussen -1 en +1. Bij -1 is er sprake van een volledige negatieve correlatie, bij +1 van volledige positieve correlatie. Als de verandering van de ene variabele bekend is, is ook bekend wat met de andere variabele gebeurt. Bij een correlatie van 0 is er geen enkel verband tussen de variabelen.

Waar goed op gelet moet worden, is dat een hoge correlatiecoëfficiënt niet hoeft te betekenen dat de verandering in de ene variabele een direct gevolg is van de verandering van de andere variabele. Als bijvoorbeeld gevonden wordt dat als er veel erwtensoep verkocht wordt er ook veel mutsen verkocht worden, kan dan geconcludeerd worden dat erwtensoep zorgt voor een koud hoofd? In dit voorbeeld is het waarschijnlijker dat beide variabelen afhankelijk zijn van een derde: in de winter is het koud en daarom zullen er mutsen nodig zijn. Daarnaast is erwtensoep een typische maaltijd die ’s winters bij koud weer veel gegeten wordt.

Experimenteel onderzoek

Experimenteel onderzoek is een methode van onderzoek waarbij de onderzoeker een variabele varieert terwijl de andere variabelen constant blijven. Op deze manier hoopt hij erachter te komen wat het effect van die variabele is. Er wordt gebruik gemaakt van een groep proefpersonen waarbij een deel van de proefpersonen één waarde voor de variabele krijgt en de andere groep een andere waarde. De ene groep krijgt bijvoorbeeld een neutrale film te zien, terwijl de andere groep een gewelddadige film te zien krijgt. Vervolgens kan het verschil in gedrag tussen beide groepen na het zien van de films verklaard worden door de inhoud van de films.

Voorafgaand aan het experiment wordt op basis van eerder onderzoek of de verwachtingen van de onderzoeker een hypothese gevormd. Een hypothese geeft aan wat de onderzoeker verwacht te bewijzen met het experiment. De onderzoeker moet een onafhankelijke variabele definiëren, die hij kan variëren. Daarnaast moet hij een afhankelijke variabele definiëren, waarvan gemeten wordt of en hoe deze beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele. Alle overige variabelen moeten constant gehouden worden, zodat ze niet voor verstoring van de resultaten zorgen.

Convergerende evidentie

Op bijna elk onderzoek is wel iets aan te merken, ook in de psychologie. Daarom is een theorie pas echt goed bewezen, als meerdere verschillende onderzoeken op hetzelfde wijzen. Dit wordt convergerende evidentie genoemd. Als meerdere onderzoeken op verschillende wijze uitgevoerd worden en onafhankelijk van elkaar hetzelfde resultaat opleveren, dan is het aannemelijker dat dit het juiste resultaat is, dan wanneer er slechts één onderzoek is gedaan.


Alle artikelen in deze categorie:


Bron:
Brysbaert, M. (2006) Psychologie, Gent: Academia Press