Diepte zien: waarnemen van afstand

Waarnemen kunnen we op verschillende manieren. We horen met onze oren, ruiken met onze neus, voelen met de huid en proeven met onze mond. Onze ogen gebruiken we om de wereld om ons heen te zien. Signalen die de ogen opvangen, worden door de hersenen verder verwerkt tot beelden die we kunnen interpreteren en begrijpen. Zonder de bewerkingen die de hersenen doen, zouden we niet kunnen zien wat we nu zien. We zouden bijvoorbeeld geen diepte kunnen zien.

Diepte zien

Onze ogen zien alleen tweedimensionale beelden. Onze hersenen zijn in staat om hier de driedimensionale beelden uit te vormen zoals wij die waarnemen. Hiervoor beschikken onze hersenen over verschillende methoden. Er is onderscheid te maken naar binoculaire en monoculaire diepteaanwijzingen. Soms interpreteren onze hersenen de signalen anders dan zou moeten: we denken dat we diepte zien terwijl die er niet is. We hebben dan te maken met visuele illusies.

Binoculair dieptezicht

De term binoculair geeft aan dat gebruik gemaakt wordt van twee (bi) ogen (oculus). Doordat de ogen een stukje uit elkaar staan, ontvangen ze elk een iets ander beeld. Dit heet binoculaire dispariteit. De hersenen combineren die beelden tot één driedimensionaal beeld. Ook kunnen de hersenen de afstand tot een voorwerp inschatten door te bepalen hoe ver ze de beelden van beide ogen moeten verschuiven om ze te laten overlappen.

Je kunt zelf zien hoe dit werkt door naar een opgestoken vinger te kijken en beide ogen afwisselend te sluiten. Je zult zien dat het beeld van de vinger verspringt ten opzichte van de achtergrond. Bij één oog verspringt de vinger minder ver dan bij het andere. Dat is het dominante oog. Bij kinderen werken de ogen soms niet goed samen, ze kijken niet naar hetzelfde punt. Om te bevorderen dat dit wel gebeurt, wordt het goede oog tijdelijk afgeplakt. Het luie oog wordt zo gedwongen actiever te worden. Mensen bij wie de ogen ook op latere leeftijd niet naar hetzelfde punt kijken, kunnen moeite hebben afstanden goed in te schatten.

Monoculair dieptezicht

Ook met slechts één oog is het mogelijk diepte te zien. Hiervoor is een aantal kenmerken van het beeld van belang.

Grootte

Ten eerste kan uit de grootte van het beeld iets afgeleid worden. Een voorwerp dat steeds kleiner wordt, wordt ervaren als een voorwerp dat zich steeds verder weg bevindt. Een persoon die bij je vandaan wandelt, wordt niet kleiner maar lijkt alleen kleiner doordat hij verder weg is.

Structuur

Een tweede techniek is het kijken naar de structuur van het beeld, de textuurgradiënt. Van een grote groep mensen zullen van de voorste de meeste details zichtbaar zijn. Van de achterste mensen zijn alleen vage vormen te zien. Hoe minder detail er is, hoe verder weg iets dus zal lijken.

Perspectief

Een volgend punt herken je misschien van het perspectief tekenen tijdens de tekenles: het lineaire perspectief. Als je twee lijnen tekent die op een punt achter de horizon samenkomen, dan wek je de indruk dat er diepte in de tekening zit.

Interpositie

Een vierde methode om afstand in te schatten, is het kijken naar de positie van voorwerpen ten opzichte van elkaar: de Interpositie van voorwerpen. Een voorwerp lijkt dichterbij als het ervoor zorgt dat een ander voorwerp uit het zicht blijft.

Beweging

Ten slotte is het mogelijk afstanden te bepalen terwijl je beweegt: de bewegingsparallax. Voorwerpen die dichtbij zijn, flitsen voorbij terwijl voorwerpen op grote afstand slechts zeer traag passeren. Let hier maar eens op als je in een rijdende trein zit die door een weiland rijdt. De boerderij in de verte blijf je lang zien, terwijl je de struiken langs het spoor nauwelijks kunt onderscheiden.

Visuele illusies

De ogen zijn gemakkelijk voor de gek te houden. Doordat bij monoculair dieptezicht de diepte wordt bepaald aan de hand van kenmerken van het beeld, kan door de juiste manipulatie van die beelden de illusie van diepte gewekt worden. Een goed voorbeeld hiervan is de Ponzo-illusie. Deze bestaat uit twee even lange horizontale lijnen met aan beide kanten een schuine lijn die van de hoeken onderin naar midden bovenin lopen. Door het lineaire perspectief lijkt het of er diepte is, de schuine lijnen lijken naar een punt achter de horizon te lopen. Daardoor lijkt de bovenste horizontale lijn verder weg en daardoor langer dan de onderste te zijn.

Een andere bekende visuele illusie is de illusie van Müller-Lyer. Deze illusie bestaat ook uit twee even lange lijnen. Beide lijnen zijn voorzien van een v-vorm aan de uiteinden. Bij de ene wijzen deze naar binnen, bij de andere naar buiten. De laatste lijkt langer te zijn dan de eerste. Ook hier is het weer het lineaire perspectief dat ons in de war brengt.

Ponzo illusie, diepte zien
De Ponzo-illusie
Muller-lyer illusie, diepte zien
De Müller-Lyer-illusie

Alle artikelen in deze categorie:


Bron:
Brysbaert, M. (2006) Psychologie, Gent: Academia Press